Ons schoolplein
 

Nieuws

19 februari 2021

Herdenken inval IJssalon Koco, oorlogsmonument van de 3e Daltonschool

Vandaag is het 80 jaar geleden dat vlakbij onze school op Van Woustraat 149 een inval plaatsvond bij IJssalon Koco. Deze inval had verstrekkende gevolgen…. zoals de razzia in de Jodenhoek bij het Waterlooplein op 22 en 23 februari 1941, die een paar dagen later mede aanleiding voor de Februaristaking was. De gevolgen waren ook groot voor de eigenaren van de IJssalon, de twee gevluchte Duitse Joden Ernst Cahn en Alfred Kohn en hun families. 

In mei 2019 deed de 3e Daltonschool mee aan het project ‘Oorlog in mijn buurt’. Natuurlijk wilden wij als school ook aandacht voor het door ons geadopteerde oorlogsmonument van de IJssalon. Drie kinderen uit de toenmalige groep 8 interviewden twee familieleden van Ernst Cahn en hielden hier een presentatie over. Hieronder het interview en een aantal foto’s van de ontmoeting.


Preview foto
“Ernst werd zwaar mishandeld, maar liet geen namen los”

IJssalon Koco aan de Van Woustraat werd gerund door twee Joodse mannen, Alfred Kohn en Ernst Cahn. De ijssalon staat bekend als een belangrijke plek waar het verzet samenkwam. Bing, Dante, Niassa en Teuntje - van de nabijgelegen 3e Daltonschool - spraken met Freerk van der Meulen en zijn neef Frank; hun opa was de broer van Ernst Cahn. Ze wisten veel te vertellen over de familie en de geschiedenis van de ijssalon. Na afloop wandelden ze naar de plaquette op de plek waar vroeger de ijssalon zat.

Wat weten jullie over het verzet in de ijssalon?

Freerk: ‘Vanaf 1941 kwamen er regeltjes voor Joden. Ze mochten niet meer naar de film of naar het park. Ze mochten heel veel niet meer. Veel mensen waren het daar niet mee eens. Zij gingen zich actief verzetten tegen de Duitsers. Dat deden ze door knokploegen op te richten. Als zo’n ploeg dan een clubje NSB’ers tegenkwam, gingen ze hen met knuppels te lijf. Ernst Cahn zat ook bij zo’n knokploeg hier in de buurt.’

Frank: ‘Koco had meerdere locaties en volgens mijn moeder hadden ze bij Koco het beste ijs uit de buurt. Schuin tegenover de locatie in de Van Woustraat had een NSB’er ook een ijswinkel, maar die liep niet zo goed omdat Koco lekkerder ijs had. Daar waren de NSB’ers natuurlijk jaloers op. De Joodse knokploeg kwam altijd samen in de ijssalon om te vergaderen. De NSB’ers kwamen regelmatig langs om te pesten. Op 19 februari 1941 dacht Ernst Cahn dat de NSB’ers weer voor de deur stonden, maar het was de Duitse politie. Ze kwamen hem en de knokploeg arresteren.’

Wat is er na de arrestatie met Ernst Cahn gebeurd?

Frank: ‘Na zijn arrestatie is Ernst naar de gevangenis in Scheveningen gebracht, waar hij is ondervraagd. Hij is ter dood veroordeeld en uiteindelijk geëxecuteerd op de Waalsdorpervlakte in de duinen bij Den Haag. Alfred Kohn is overleden in concentratiekamp Auschwitz.’

Freerk: ‘In de gevangenis is Ernst eerst zwaar mishandeld. De Duitsers hebben erg hun best gedaan om te weten te komen wie de andere leden van de knokploeg waren. Maar dat heeft hij niet verteld. Ernst Cahn was de eerste Nederlandse verzetsstrijder die is gefusilleerd. Ik vind dat onvoorstelbaar, ter dood veroordeeld worden zonder enige vorm van een rechtszaak.’

Hoe wist de familie dat Ernst was gedood?

Freerk: ‘Bij hen was bekend dat hij zou worden geëxecuteerd. Voor zijn dood heeft hij nog een brief naar de familie gestuurd. We hebben een kopie van de brief. Helaas is het handschrift wat onduidelijk en slecht leesbaar. We weten dat hij afscheid nam en vertelde wat er met de ijssalon moest gebeuren. Helaas kon onze opa zijn broer niet opzoeken om afscheid te nemen. Hij was ook Joods, de kans dat hij ook zou worden opgepakt was te groot. Dat risico wilde hij niet lopen. De vrouw van Ernst heeft het hem kwalijk genomen, maar zij was niet Joods, voor haar was er geen risico.’

Hoe heeft de rest van de familie de oorlog overleefd?

Frank: ‘Onze familie was dus Joods en op straat niet echt veilig. Daarom doken ze onder. Mijn moeder zat met onze opa ondergedoken, de moeder van Freerk ergens anders. Onze opa was een beetje eigenwijs en ging soms ook gewoon de straat op. In de Hongerwinter ging hij wel eens op hongertocht. Op één van de tochten kwam ie een Duitse soldaat tegen. Oeps, zou je denken. Maar wat bleek, deze Duitse soldaat kwam net als onze opa en moeders uit Keulen. Dat schept toch een band, dus zei de soldaat: “Nou loop maar door.” Daar heeft hij wel geluk mee gehad.’